Sign up to see more
SignupAlready a member?
LoginBy continuing, you agree to Sociomix's Terms of Service, Privacy Policy
By continuing, you agree to Sociomix's Terms of Service, Privacy Policy
Het transcendente claimt een of andere buitenaardse status aan aanzienlijke delen van de menselijke soort. Iets van een gevoel van het verre, het externe, trans-externe. Van buitenaf zou ik enkel het evidente willen poneren, zoals in het bewijs dat de zintuigen aan primitieve volkeren hebben gegeven; het bewijs van de wetenschappen dat in de eeuwen daarvoor is geleverd tijdens haar onhandige verschijningsvormen; en de moderne wetenschappen met robuustere methodologieën of operaties, en instrumenten die de zintuigen verbeteren, om tot ideeën over de wereld te komen.
In totaal betekent dit 'externe' een aspect dat buiten het cognitief van het individu staat; het meest essentiële deel van de persoon als kern van de ziel als zodanig, dat als in een geëvolueerd armatuur, materieel kader ontstaat, zodat het potentieel zich naar buiten kan manifesteren.
De ziel is, net als de cogito, het ware innerlijke, natuurlijke zelf, zoals in de kennis van het zelf en het bestaande zelf: weten dat je het weet en weten dat je als wezen in de wereld bestaat. Er is een fundamenteel onderscheid tussen deze twee, hoewel het deel uitmaakt van de uniciteit van de werkelijkheid, haar unieke unitaire eigenschap.
Als we het over het Transcendente hebben, komen twee ideeën naar voren in het gesprek. Eén daarvan is de formulering van het transcendente dat verder gaat dan het vooraf gedefinieerde externe. Een ander aspect is de formulering van het transcendente als een uitgebreid extern aspect, als onderdeel van het externe dat eerder is gegeven.
In het eerste geval een gevoel van de manieren waarop het interne zelf zich verbindt met het externe in gewone zin, zoals in de vijf zintuigen. Maar tegelijkertijd een soort uitbreiding naar een transcendente wereld met verborgen krachten, wonderen en wezens.
Maar dit zijn noodzakelijkerwijs onnodige constructies. Het transcendente vertegenwoordigt in deze vroegere betekenis iets van de geest, als, wanneer het wordt getest in een moderne, streng wetenschappelijke zin, iets buiten de grenzen van de redenen die aan de buitenkant normaal zijn gegeven.
In het laatste geval wordt het externe op de een of andere manier iets van het superfysieke. Daarin zit iets buiten de wereld dat zichtbaar is voor de zintuigen, en in principe zelfs toegankelijk is voor de ervaring van de zintuigen vanwege de aard van het 'transcendente'.
Dit „laatste” kan vaak gepaard gaan met definities van de supermateriële krachten van individuen. In het licht van deze reflecties van het Transcendente kan men filosofische noties van een transcendent wezen vinden, terwijl op andere momenten een proces van een superfysieke realiteit dat alles verbindt als een medium waarmee bovennatuurlijke krachten worden opgeëist.
Of het nu gaat om het gevoel van iemand die veel verder gaat dan 'zijn', of een letterlijk transcendent wezen, of mensen met supernormale capaciteiten die overvloeien in het bovennatuurlijke, de nadruk moet op twee dingen liggen. Eén, dat wat vanzelfsprekend is; twee, dat wat duidelijk is.
Voor de vanzelfsprekendheid bestaan mensen individueel voor zichzelf, als wezens die weten dat ze bestaan en weten dat ze het weten. Er is een kennis van zelfbestaan en een recursief weten, zoals in de wetenschap dat men het vermogen heeft om te weten zonder of met betrekking tot het hebben van kennis in de eerste plaats.
Daarnaast wordt het probabilistische het middelpunt, want bij kennis van het bestaan komt het neer op een statistische aangelegenheid die voorbij het enige cognitief is. Dat wil zeggen, de zintuigen als uitbreiding naar de natuurlijke wereld van het cogito zelf.
Om over het transcendente buiten deze domeinen te spreken, buiten wiskundige principes of gevestigde wetenschappelijke waarheden, bevindt men zich in de positie van een persoon die de dimensionaliteit van iets in de geest uitlegt in plaats van in de wereld, waar die lijnen in de geest niet onafhankelijk van de geest bestaan en dus geen dimensionaliteit vertonen en dus geen ruimte en geen tijd omvatten zoals in de geest; terwijl datgene wat een bestaan vertoont in dit externe bestaan vanuit het cogito, onafhankelijk gegenereerd ervan bestaat uit ware dimensionaliteit, dus eindigheid.
Deze dimensies in de geest, eerder 'dimensies', vertonen dimensionaliteit en ruimtelijkheid in de geest, terwijl ze, sinds de geest, geen werkelijke ruimte en dus geen werkelijke dimensie omvatten, en dus geen oneindigheid of eindigheid van dimensionaliteit vertonen, maar alleen niets.
Hoewel de Transcendente beweringen blijk geven van deze onbevangenheid, bestaan ze op dezelfde manier niet meer als ze eenmaal van het canvas van de geest zijn verwijderd, terwijl ze voor altijd geen eigenschappen vertonen, aangezien de dimensionaliteit van de geest noch eindigheid noch oneindigheid vertoont.
Op deze manier is het Transcendente niet eindig of oneindig, maar een woord dat wordt gebruikt voor iets in het transuitwendige, het uitgebreide externe of zelfs van de geest, terwijl het gewoon en puur van de geest is en vervolgens wordt afgeleid als echt niets.
Het lezen hiervan heeft mijn kijk op mijn eigen ervaringen van transcendentie veranderd.
Misschien is het transcendente gewoon wat aan de rand van ons begrip ligt, altijd net buiten bereik.
De positie van het artikel over mentale constructen versus de werkelijkheid verdient een diepere verkenning.
Ik waardeer hoe dit zowel religieuze als seculiere aannames over de werkelijkheid uitdaagt.
Het onderscheid tussen vanzelfsprekende en evidente waarheden lijkt cruciaal voor de moderne epistemologie.
Fascinerend hoe dit zich verhoudt tot de huidige debatten over bewustzijn en kunstmatige intelligentie.
Het hier gepresenteerde kader kan helpen om enkele kloven tussen wetenschappelijk en religieus denken te overbruggen.
De behandeling van waarschijnlijkheid versus zekerheid in het artikel voelt vandaag de dag bijzonder relevant aan.
Ik vraag me af welke rol taal speelt bij het vormgeven van ons begrip van het transcendente.
Het idee dat transcendente beweringen zinloos zijn, lijkt te hard. Ze kunnen praktische waarde hebben.
Deze discussie herinnert me eraan waarom filosofie nog steeds belangrijk is in ons wetenschappelijke tijdperk.
Nooit eerder overwogen hoe mentale constructies misschien noch eindig, noch oneindig zijn. Dat is fascinerend.
Het artikel doet me afvragen hoeveel van mijn eigen begrip werkelijk gegrond is in de realiteit.
Misschien hebben we nieuwe taal nodig om deze concepten te bespreken. Onze huidige woordenschat lijkt ontoereikend.
Het onderscheid tussen mentale en fysieke dimensionaliteit is fascinerend, maar verontrustend.
Ik ben getroffen door hoe dit verband houdt met de huidige debatten over de aard van het bewustzijn in de neurowetenschappen.
Het kader van het artikel zou kunnen helpen verklaren waarom sommige wetenschappelijke ontdekkingen spiritueel betekenisvol aanvoelen.
Benieuwd wat de implicaties hiervan zijn voor hoe we denken over bewustzijn en vrije wil.
De discussie over de aard van de cogito voelt bijzonder relevant in ons digitale tijdperk.
Ik ben het eens met de logica, maar verzet me tegen de conclusies. Heeft iemand anders dat ook?
De behandeling van wiskunde als iets speciaals in het artikel lijkt me willekeurig.
Misschien is het echte inzicht dat we zowel wetenschappelijke als transcendente manieren van begrijpen nodig hebben.
De discussie over probabilistische kennis versus zekerheid doet me denken aan de kwantummechanica.
Interessant om te overwegen hoe dit van toepassing is op creativiteit en verbeeldingskracht. Zijn ze werkelijk dimensieloos?
De nadruk van het artikel op wetenschappelijke waarheid versus mentale constructies voelt erg Westers aan voor mij.
Ik vraag me af hoe verschillende culturele perspectieven op transcendentie in dit kader zouden passen.
De relatie tussen bewustzijn en externe realiteit blijft een van onze grootste filosofische raadsels.
Misschien denken we hier te veel over na. Soms is het transcendente gewoon wat we voelen maar niet kunnen uitleggen.
De behandeling van eindigheid versus oneindigheid in mentale constructies in het artikel is bijzonder interessant.
Ik denk dat mijn persoonlijke ervaringen met meditatie een ander perspectief toevoegen aan deze discussie.
Er is iets bevrijdends en tegelijkertijd verontrustends aan het reduceren van transcendente claims tot mentale constructies.
Als ik deze opmerkingen lees, ben ik verbaasd over hoe verschillend we allemaal dezelfde tekst interpreteren.
De positie van het artikel over zelf-evidentie versus extern bewijs verdient meer onderzoek.
Ik ben vooral getroffen door het idee dat mentale constructen geen echte dimensionaliteit hebben. Dat is een geestverruimend concept.
Deze analyse zou kunnen verklaren waarom wetenschappelijke en religieuze wereldbeelden vaak langs elkaar heen praten.
Het lijkt erop dat we nog steeds worstelen met dezelfde vragen die Plato stelde over vormen en realiteit.
Het onderscheid tussen geest-ruimte en echte ruimte is fascinerend. Er nooit eerder zo over nagedacht.
Heeft iemand overwogen hoe dit zich verhoudt tot kunstmatige intelligentie en machinebewustzijn?
Het artikel doet me nadenken over hoeveel van onze realiteit is geconstrueerd door taal en concepten.
Ik vraag me af hoe kwantummechanica in dit kader zou passen? Het lijkt zowel ons interne als externe begrip uit te dagen.
De discussie over probabilistische kennis versus zekere kennis is vooral relevant in ons tijdperk van big data.
Ik waardeer hoe dit zowel materialistische als spiritualistische aannames over de realiteit uitdaagt.
De conclusie van het artikel voelt te netjes aan. De realiteit is rommeliger dan deze heldere filosofische onderscheidingen suggereren.
Zou Kant het niet oneens zijn met dit hele kader? Tijd en ruimte zijn vormen van intuïtie, geen externe realiteiten.
Ik vind het interessant hoe we dit allemaal interpreteren door onze eigen filosofische lenzen.
De behandeling van ruimte en tijd als puur extern in het artikel lijkt problematisch gezien wat we weten over relativiteit.
Ik ben er niet zeker van of ik het ermee eens ben dat wiskundige principes fundamenteel verschillend zijn van andere mentale constructen.
Dit helpt eigenlijk te verklaren waarom sommige mensen zowel wetenschappelijk als spiritueel kunnen zijn. Ze opereren in verschillende domeinen.
De discussie over wetenschappelijke waarheden versus transcendente beweringen benadrukt echt onze moderne epistemologische uitdagingen.
Ik ben benieuwd hoe dit kader van toepassing zou zijn op collectief bewustzijn of gedeelde menselijke ervaringen.
Het artikel lijkt de rol van intuïtie in menselijk begrip te negeren. Niet alles kan tot logica worden gereduceerd.
Wat ik hier het meest waardevol vind, is het kader voor het nadenken over wat we met zekerheid wel en niet kunnen weten.
Heeft iemand anders het gevoel dat de definitie van transcendent in het artikel te beperkt is?
Ik werk in wetenschappelijk onderzoek en dit herinnert me eraan hoe we worstelen om bewustzijn empirisch te definiëren.
Het argument over dimensionaliteit is slim, maar voelt meer als een semantische truc dan een inhoudelijk punt.
Maar is dat niet het punt? Dat de geest zelf echt is en dat wat erin bestaat dus een eigen soort realiteit heeft?
Het lezen hiervan deed me beseffen hoeveel van wat we als echt beschouwen eigenlijk alleen in onze geest zit.
Het standpunt van het artikel over wiskundige principes versus andere transcendente concepten lijkt me inconsistent.
Ik ben vooral geïnteresseerd in hoe dit zich verhoudt tot de moderne neurowetenschap. Wat gebeurt er met de cogito als we het bewustzijn in kaart kunnen brengen?
Is het iemand anders opgevallen hoe het artikel zichzelf lijkt tegen te spreken bij het bespreken van de aard van de cogito?
Het onderscheid tussen vanzelfsprekend en evident is hier cruciaal. Het verandert de manier waarop ik denk over wat ik echt weet.
Ik heb het gevoel dat het artikel te snel de mogelijkheid afwijst dat er manieren van weten zouden kunnen zijn die verder gaan dan de wetenschappelijke methode.
Het stuk over dimensies van de geest versus echte dimensies is fascinerend. Ik heb er nog nooit zo over nagedacht.
Echte zelfkennis lijkt centraal te staan in het argument, maar hoe kunnen we er zeker van zijn dat onze zelfkennis betrouwbaar is?
Soms denk ik dat we deze dingen te ingewikkeld maken. Onze voorouders leken het transcendente te begrijpen zonder al deze filosofische ballast.
Het valt me op hoe het artikel de ziel in wezen als cognitief behandelt. Dat is heel anders dan traditionele religieuze perspectieven.
De definitie van externe realiteit in het artikel lijkt me te beperkt. Hoe zit het met gedeelde menselijke ervaringen die niet gemeten kunnen worden?
Ik geniet van deze discussie! Het is verfrissend om te zien dat mensen zich bezighouden met deze diepe filosofische vragen.
Ik vraag me af wat de relatie is tussen bewustzijn en realiteit. Zijn ze echt zo gescheiden als het artikel suggereert?
Het hele argument lijkt te berusten op een materialistisch wereldbeeld. Niet iedereen accepteert dat uitgangspunt.
Dat is eigenlijk een heel goed punt over wiskunde. Ik ben benieuwd naar de reactie van de auteur op die uitdaging.
Ik ben in de war over waarom wiskundige principes wel een uitzondering krijgen, maar andere transcendente concepten niet. Zijn dat niet ook constructies van de geest?
Echt intrigerend hoe het artikel het verschil uiteenzet tussen wat vanzelfsprekend is en wat slechts waarschijnlijk is.
De discussie over de cogito doet me denken aan mijn filosofielessen. Maar ik vraag me af of we nog steeds te vastzitten in het cartesiaans dualisme.
Ik denk dat de auteur gelijk heeft dat we voorzichtig moeten zijn met beweringen die verder gaan dan wat we kunnen verifiëren, maar misschien gaat hij te ver door ze volledig af te wijzen.
Het artikel maakt enkele geldige punten, maar lijkt het feit te negeren dat de geleefde ervaringen van veel mensen momenten omvatten die ze transcendent zouden noemen.
Ik ben het niet eens met de afwijzende houding ten opzichte van transcendente ervaringen. Alleen omdat iets in de geest bestaat, maakt het niet minder echt of betekenisvol.
Interessant hoe ze beargumenteren dat transcendente beweringen in wezen betekenisloos zijn, omdat ze alleen in onze geest bestaan zonder echte dimensionaliteit.
Kan iemand het deel over dimensies in de geest versus echte dimensies uitleggen? Ik heb moeite om dat concept te begrijpen.
Wat me het meest interesseert, is hoe het artikel onderscheid maakt tussen vanzelfsprekende waarheden en al het andere dat we beweren te weten. Het daagt echt onze aannames uit.
Ik waardeer de gedetailleerde analyse juist. Soms moeten complexe ideeën zorgvuldig worden uitgepakt om ze echt goed te begrijpen.
Het schrijven lijkt onnodig complex. Waarom niet gewoon zeggen dat deze transcendente ervaringen zich allemaal in ons hoofd afspelen en het daarbij laten?
Ik vind het onderscheid tussen de interne cogito en de externe realiteit fascinerend. Het doet me denken aan Descartes, maar het gaat een andere richting uit.
Dit artikel zet me echt aan het denken over hoe we ons begrip construeren van wat zich buiten de fysieke wereld bevindt. Ik heb me altijd afgevraagd waar de grens ligt tussen wat we kunnen waarnemen en wat er mogelijk buiten onze zintuigen bestaat.